Kortverhaal
Ik
Rood
Waren mijn ogen. Het ging niet meer. Ik was op. Ik heb geprobeerd, echt heel hard zelfs. Maar er komt een punt waarop je niet meer gewoon kunt doorzetten. Je kan 'nog even doordoen', 'nog even volhouden', 'nog even verdergaan'. Maar niet voor altijd. 'Nog even' wordt op den duur een eeuwigheid. En in die eeuwigheid zag ik niets meer. Een eeuwigheid aan niets, dat kan ik niet aan. Niet meer. Rood waren mijn ogen, want het ging niet meer.
Jij
Oranje
Was de gloed die de kamer binnenkwam. De zon ging onder. Was er nog een dag voorbij? Het voelde alsof ik al weken vastgeroest zat: verlamd. Alsof ik nooit meer 'gewoon' de draad zou kunnen oppikken. 'Gewoon', 'normaal'... alsof ik mij niet meer kon voorstellen wat dat nu eigenlijk betekende. Oranje was de gloed, maar ik voelde hem niet meer op mijn huid.
Ik
Geel
Waren de boterbloemen buiten in het gras. De wereld kwam weer tot leven, en daarmee ik ook weer. Stukje bij beetje. Geleidelijk aan. Eerst bed uit geraken. Na een tijdje weer buiten. Naar de winkel, naar school. Op de bus, op de trein. Mensen zien, mensen spreken. Met mensen eten, met mensen lachen. En dan weer een dag zonder lachen. En zo ging het op en neer. Maar geel waren de boterbloemen. Want die waren er tenminste. En als je lang hebt gevoeld dat er niets was, was dat toch al iets.
Jij
Groen
Was het gras buiten toen ik het schoolgebouw binnenging. Er stonden wat van die gele bloemen in. Waarom mij dat zo opviel weet ik niet. Ik was eigenlijk wel blij dat het me opviel. Eens iets anders, eens iets mooi. Weer de echte wereld in. Focussen. Bij de les blijven, letterlijk. Wat al jaren voelde als iets wat moest, was nu iets wat kon. Dankbaar dat er iets was. Want als je je lang hebt gevoeld alsof er niets was, was dit al veel. Groen was het gras, waar ik opeens zo dankbaar voor was.
Ik
Blauw
Was de lucht toen ik buiten kwam. Diep ademen, in en uit. Het was voorbij, ik kon er niets meer aan doen. Het lag niet meer in mijn handen, en dat was ook wel een fijn gevoel. Net zoals ergens naartoe werken. Dat had ik altijd onderschat. Iets waar je niets over weet, je langzaamaan eigen te maken. Eerst nog nooit ergens van gehoord hebben, en het dan tot in de puntjes begrijpen. Niet enkel omdat het moet, maar omdat je het kan. Omdat je het wil. Omdat het je verder helpt. Blauw was de lucht, want die kan niet voor eeuwig grijs blijven.
Jij
Indigo
Waren je ogen. Ik denk toch dat je die kleur zo noemt. Ik moest snel naar binnen, want ik was bijna te laat. Blijkbaar kan je dat ook verleren, efficiƫnt tot bij een schoolgebouw geraken. Of heb ik dat nooit gekund, en valt mij dat nu pas op. Al was het ook wel leuk om nog eens ergens voor te moeten lopen. Mij te moeten haasten, omdat er weer iets ergens van af hing. Buiten adem te zijn. Al kon dat ook wel komen door jou, die net buiten stond. Want indigo waren je ogen, en die lieten me niet meer los.
Wij, ik en jij
Violet
Zijn de bloesems die van de bomen naar beneden dwarrelen. Wat leuk om er weer onder te zitten, en dat dat niet alleen hoeft. Samen zijn blijkt het belangrijkste. Ook al kan je niet op dezelfde plek zijn. Maar gelukkig zijn we dat nu even wel. En daar kunnen we van genieten. Elk moment nemen zoals het komt, en weten dat ze dat ons niet meer afnemen. We maken ervan wat we willen, wat we kunnen. Want we kunnen veel.
Wij, allemaal
Op ons eentje, maar toch vooral samen. Violet zijn de blaadjes die ronddwarrelen, en landen op iedereen die voorbijkomt. Wie er eentje vindt op zijn rugzak, of uit haar haren schudt, kan het niet eens opmerken. Of het vervelend vinden. Of bedenken dat er toch mooie bomen stonden in het park daarstraks. Wat je er ook van denkt, violet zijn de bloesems waar we allemaal onderdoor wandelen. Samen.